Kansen om netcongestie te verminderen met warmtepompen worden nog gemist

29.03.2024 Jan de Wit

Kansen om netcongestie te verminderen met warmtepompen worden nog gemist
©Topsector Energie

Het aantal warmtepompen in Nederland is snel aan het toenemen: naar verwachtingen staan er tegen 2030 al meer dan een miljoen stuks. Wanneer deze op de huidige manier blijven worden geïnstalleerd dan zal dit tot een nog grotere druk op het laagspanningsnet leiden. Maar wanneer er een duidelijke standaard voor flexibel aanstuurbare warmtepompen wordt ingevoerd kunnen warmtepompen netcongestie juist voorkomen, dat blijkt uit het rapport In twee stappen naar flexibel aanstuurbare warmtepompen van de Open Flexibility Alliance.

150.000 warmtepompen werden er verkocht in 2023, 40.000 meer dan in 2022. Ondanks een tegenvallend vierde kwartaal groeide het aantal verkochte warmtepompen en nam de verkoop van gasketels af. Hierdoor bereikten warmtepompen voor het eerst een marktaandeel van 30 procent.

Tegelijk leidt dit ook tot een toenemende belasting van het Nederlandse laagspanningsnet doordat zowel hybride als all-electric warmtepompen een behoorlijke hoeveelheid elektriciteit gebruiken. In het Nationaal Warmtepomp Trendrapport 2024 schetst Dutch New Energy Research dat dit – ondanks een toenemend isolatieniveau – leidt tot een stijgende elektriciteitsvraag van woningen van 10 tot 50 procent per wijk.

De warmtepompen die nu worden geïnstalleerd zijn doorgaans niet slim schakelbaar waardoor zij niet kunnen worden ingezet voor het verminderen van netcongestie. Een schakelbare warmtepomp kan daarnaast inspelen op de beschikbaarheid van hernieuwbare energie, de beschikbare netruimte en energieprijzen waardoor een bewoner zonder verlies van comfort netcongestie kan voorkomen en – met een dynamisch energiecontract – meer invloed kan hebben op de energierekening.

Om dit dichterbij te brengen ontwikkelt de Open Flexibility Alliance, bestaande uit de Flexiblepower Alliance Network, TKI Urban Energy en RVO, een standaard om warmtepompen flexibeler in te zetten. Het ontbreken van een standaardprotocol en het gebrek aan infrastructuur om een protocol in te zetten is volgens de onderzoekers dé reden dat warmtepompen nu niet flexibel in te zetten zijn.

Het doel is om een standaardprotocol te ontwikkelen dat warmtepompen met elkaar en het elektriciteitsnet kunnen communiceren om het net lokaal optimaal te gebruiken. Hierbij proberen zij onder andere rekening te houden met de (technische) wensen van warmtepompleveranciers, installatiebedrijven, netbeheerders en energieleveranciers.

“Met name warmtepompfabrikanten zijn een belangrijke speler in deze ontwikkeling. De praktijk wijst uit dat er forse doorlooptijden nodig zijn om tot overeenstemming te komen over een breed gedragen protocol, en deze vervolgens te implementeren. Het gevaar is dat er ondertussen tienduizenden niet-aanstuurbare warmtepompen worden geïnstalleerd. Dat maakt dat er een sleutelrol bij hen ligt om snel tot nieuwe implementeerbare aansturingsprotocollen te komen”, zo schrijft de Open Flexibility Alliance in het rapport.

Vier opties om warmtepompen flexibel in te zetten
Dat een – goed geïsoleerde – woning warmte kan vasthouden zorgt ervoor dat een warmtepomp flexibel in te zetten is. Ook zijn er verschillende warmtepomptypen die worden geïnstalleerd in combinatie met thermische energieopslag zoals een buffervat.

Huishoudens zijn het nu vaak nog gewend om hun woning te verwarmen door de gasgestookte installatie aan te zetten wanneer er iemand thuis is. Een warmtepomp in combinatie met een vorm van thermische opslag kan verwarmen op het moment dat er hernieuwbare energie beschikbaar is en deze warmte vasthouden totdat er iemand thuis komt.

“Een redelijk tot goed geïsoleerde woning kan gedurende een tijdsperiode van enkele uren zonder aanvoer van warmte. Dat is een tijdsduur die voor congestiebestrijding al zeer bruikbaar is”, aldus de onderzoekers. Huishoudens met een dynamisch energiecontract kunnen zelfs geld besparen door de warmtepomp te gebruiken als het aanbod van hernieuwbare energie groot is en de energieprijs doorgaans laag.

Om warmtepompen flexibel in te kunnen zetten is het volgens de onderzoekers “noodzakelijk dat er een uniforme manier komt om warmtepompen aan te sturen”. Zij zien hier vier manieren voor: een warmtepomp aan- of uitzetten om de netbelasting te verminderen, een warmtepomp later of eerder aanzetten om netcongestie te voorkomen, een warmtepomp langer op lager vermogen laten draaien om netcongestie te voorkomen en hybride warmtepompen te laten switchen naar aardgas als energiebron om netbelasting te voorkomen.

De markt is aan zet, maar een gelijk speelveld moet worden gewaarborgd
Kijkend naar de stand van de warmtepomptechniek, denken de Open Flexibility Alliance-onderzoekers dat het binnen enkele jaren mogelijk is om met een aanzienlijke hoeveelheid warmtepompen schakelbaar, flexibel vermogen te creëren. Juist daarom is een standaardprotocol zo van belang; hoe meer warmtepompen schakelbaar zijn en met elkaar kunnen communiceren hoe groter het flexibele vermogen.

Hiervoor is het van groot belang dat schakelbare warmtepompen goed geregistreerd worden zodat de netbeheerders inzicht hebben waar het flexibele vermogen daadwerkelijk zit. Daarnaast zijn “organisatie van hoogwaardige kennis (zowel technisch, organisatorisch, als wel ten aanzien van data-eigendom en cybersecurity), financieel uithoudingsvermogen en een procesmatig robuuste netaansluiting” noodzakelijk.

De onderzoekers wijzen naar warmtepompfabrikanten om de handschoen op te pakken, waarbij de overheid in de regelgeving en netbeheerders in hun flexibiliteitwens een sturende rol moeten pakken. Alleen dan kan het noodzakelijke tempo worden gemaakt, terwijl er ook zekerheid is dat alle marktpartijen meebewegen en er geen ongelijk speelveld ontstaat doordat de koplopers met extra kosten te maken krijgen.