Wordt onze waterstofinfrastructuur onze nieuwe Deltawerken?

20.10.2023 Simone Tresoor

Wordt onze waterstofinfrastructuur onze nieuwe Deltawerken?

Eind deze maand gaat de schop in de grond voor de aanleg van het landelijke waterstofnetwerk van Gasunie. Dit is essentieel voor de verduurzaming van de industrie, niet alleen in Nederland maar ook voor de landen om ons heen. Ons kleine landje kan groot zijn als we wind en water omzetten in kansen. Wanneer de samenwerking tussen de ketens van de waterstofeconomie écht van de grond komt, kan onze waterstofinfrastructuur wel eens onze nieuwe Deltawerken worden.

Maar zo ver zijn we nog niet. Er moeten nog wat kuilen gedicht, wat bruggen geslagen en wat beren geschoten. Maar wel snel graag, want het is morgen al 2030. Daarom vroegen we aan Michiel Bal, woordvoerder van Gasunie, of waterstof de onmisbare schakel in ons toekomstige duurzame energiesysteem is. Maar ook hoe veilig het is en wat er moet gebeuren om de ‘deadline’ te halen.

Europese energie-infrastructuuronderneming
Bal: “Waterstof is goed te gebruiken als grondstof én als brandstof en het is bovendien redelijk eenvoudig op te slaan. Ook kan onze bestaande aardgasinfrastructuur zonder teveel gedoe worden aangepast om het geschikt te maken voor het transport.”

Gasunie zegt in 2030 deze infrastructuur klaar te hebben voor het gebruik van waterstof als vervanger van fossiele brandstoffen. De industrie stoot een groot deel van de Nederlandse CO2 uit, dus als ze wordt verduurzaamd heeft dat een grote impact op het realiseren van de klimaatambities.

In hun plannen schetst Gasunie dat ze zich de komende tien jaar willen transformeren van gastransportbedrijf naar een Europese energie-infrastructuuronderneming. Ze zullen naast aardgas ook groen gas, waterstof, warmte en CO2 transporteren ten behoeve van de energietransitie.

Unieke positie Nederland
Waterstof is in deze ontwikkeling dominant omdat het zo ontzettend belangrijk is voor de verduurzaming. Niet alleen voor Nederland, maar ook voor de landen om ons heen. Ons land speelt daar een cruciale rol in. Dit komt door de unieke positionering van Nederland.

  • Door de ligging aan de Noordzee, waar internationaal aansprekende hoeveelheden windenergie kunnen worden opgewekt voor de productie van waterstof
  • Door de bestaande gasinfrastructuur die vrij eenvoudig is om te bouwen voor het transport van waterstof
  • Doordat we dikke zoutlagen hebben die geschikt zijn voor grootschalige waterstofopslag
  • Door de gunstige omstandigheid dat we de zeehavens Rotterdam, Amsterdam en Groningen hebben, die kunnen worden gebruikt als logistieke importhubs van waterstof. Want Nederland kan niet genoeg waterstof produceren om zichzelf te voorzien. Import zal nodig zijn
  • Als laatste zijn er afnemers genoeg; zowel in Nederland, als in België en Duitsland is veel industrie die gebruik wil maken van ‘onze’ waterstofinfrastructuur


Hoe veilig is het?
Bal: “De opdracht voor de aanleg van de infrastructuur op land is ons vorig jaar gegeven en het is de bedoeling dat we deze rol ook in de Noordzee gaan krijgen. Op 27 oktober zet Koning Willem-Alexander op de Tweede Maasvlakte de eerste schop in de grond als starthandeling waarna de aanleg van het landelijk netwerk echt van start gaat. Het waterstof kan Nederland op verschillende manieren bereiken: per schip vanuit de hele wereld of per leiding vanaf de Noordzee of vanuit landen in de buurt. Al dat waterstof kan vervolgens vervoerd worden naar de grootverbruikers in Nederland en omliggende landen. En waterstof dat niet direct nodig is, kan eerst worden opgeslagen. Diep onder de grond in zoutcavernes.”

Lees hier: het hystock project slaat waterstof op in zoutcavernes

Er zijn inmiddels vergunningen voor opslag in vier zoutcavernes in Groningen. Opslag is belangrijk omdat je ook waterstof wilt hebben als er een dag geen of weinig wind en/of zon is voor energie. Vraag en aanbod moet in balans blijven en waterstof is uitermate geschikt voor grootschalige opslag. Gasunie hoopt vanaf 2028 de eerste waterstofcaverne in de provincie Groningen in gebruik te nemen.

Maar hoe veilig is dat? “Als het niet veilig zou kunnen, dan zouden we het niet doen. We hebben al een aantal jaar ervaring met het transport van waterstof. De opslag en het transport zijn voor ons een beproefde methode. Net als bij andere risicovormende stoffen moet je de juiste maatregelen treffen. Waterstof en aardgas zijn verschillende gassen, daar waar het verschilt moet je weten wat je moet doen om dat veilig te doen en om te zorgen dat er geen emissies zijn,” zegt Bal.

Waterstofmolecule heeft neiging tot lekken
De leidingen die er liggen kunnen dus goed worden hergebruikt voor waterstof. De wijzigingen zitten vooral aan het beginpunt en eindpunt van de leidingen en bij de installaties. Die punten moeten geschikt gemaakt worden voor het vluchtigere waterstof.

Bal: “In 2030 moeten wij een landelijk waterstofnetwerk van ongeveer 1.200 kilometer hebben. Daarvan is 85 procent reeds bestaande leidingen waaraan we in de basis niets hoeven te veranderen. Daar waar wel nieuwe leidingen nodig zijn, kan dat via gestuurde boringen zodat de omgeving daar zo min mogelijk last van heeft.” 

Waterstof is explosief bij de aanwezigheid van zuurstof en een ontstekingsbron. Daarbij zorgt de vluchtigheid van waterstof, de molecule is een derde kleiner dan de aardgasmolecule, ervoor dat het de neiging heeft tot lekken. Hoe houdt Gasunie het veilig? Bal: “Daar hebben wij al ervaring mee. In 2018 hebben wij tussen twee industriële bedrijven in Zeeland al een waterstofleiding in gebruik genomen. Daar hebben wij een schat aan informatie opgedaan en geleerd hoe dit veilig kan.”

Maar wat als er wel een lekkage ontstaat?
“Dan gaat ongeveer hetzelfde veiligheidsprotocol werken als nu bij een aardgaslekkage. Onze hele protocol is gestoeld op de gedachte dat mensen veilig met waterstof moeten kunnen werken en veilig in de buurt van onze leidingen moeten kunnen wonen. Als er een onregelmatigheid is hebben wij verschillende mogelijkheden om in actie te komen. Dat brede palet aan maatregelen bestaat uit automatische maatregelen, maar ook inspecties. Momenteel werkt dat bij het aardgasplatform al naadloos en wij verwachten dat dat ook het geval zal zijn bij ons waterstofnetwerk,” vertelt Bal.

©Gasunie
©Gasunie

Het landelijke netwerk zal onze industrieclusters van waterstof gaan voorzien. Dan hebben we het over Groningen/Eemshavengebied, Amsterdam/Noordzeekanaalgebied, Rotterdam, Zeeland en Zuid-Limburg/Chemelot. Alles wat aan de route naar deze clusters ligt, kan ook worden aangesloten. Maar ook het Ruhrgebied en het industriegebied van België willen meeprofiteren van die infrastructuur.

Voor de industrie is het uiteraard van het grootste belang dat de infrastructuur op tijd beschikbaar komt. Zij willen de zekerheid hebben dat als zij de investering in dure nieuwe systemen doen er wel voldoende waterstof is om ze te laten draaien. Bal: “Deze eerste schop in de grond, en het begin van de aanleg van het waterstofnetwerk, zal waarschijnlijk een eind maken aan het kip-ei-verhaal van ‘wat moet eerst in de waterstofketen?’” 

Versnellen, opschalen en samenwerken
Hij vervolgt: “Dat moet ook wel als we in 2030 onze klimaatdoelen willen halen. Europa heeft niet de luxe om veel vertraging op te lopen. Het is van groot belang dat we het tempo er in houden. Er  moeten drie dingen gebeuren: we moeten versnellen, we moeten opschalen en we moeten samenwerken.”

De windparken op de Noordzee zijn daar van belangrijke invloed op. Hetzelfde geldt voor de waterstoffabrieken die al die windenergie moeten omzetten in waterstof. Dan helpt het om als waterstofketen gezamenlijk op te trekken. Bal: “Daar proberen wij een verbindende rol te spelen. We willen de industrie laten zien wat er aan de andere kant van de waterstofleiding gebeurt. Er is namelijk onderling vertrouwen nodig. De industrie moet denken: ‘oké daar komt het goed, dan gaan wij ook de versnelling in’.”  

Het internationale waterstofketen als geheel zou dus meer moeten samenwerken. Van productie tot gebruik en alles wat er tussenin zit. Bal: “In al deze ketens wordt heel hard gewerkt om de waterstofeconomie van de grond te tillen. Maar je kunt grotere stappen maken als je met meer samenhang daarvoor gaat. Dat zouden de overheid, de kennisinstellingen en de bedrijven samen moeten vormgeven. De opschaling van waterstof is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.”

Geen woorden maar daden
“We praten in Nederland al jaren over de mogelijkheden die we hebben op het gebied van waterstof. De komende periode is er een van geen woorden maar daden. Op alle terreinen moeten de plannen nu vertaald worden naar besluiten. Van papier nu naar praktijk, in die fase zijn we nu aanbeland.”

De overheid is aan zet om de wet- en regelgeving in orde te brengen en de bedrijven moeten hun plannen vertalen naar een definitief besluit om investeringen te doen. Ook moet er voor de industrie zekerheid zijn over de tarieven en de beschikbaarheid van waterstof. Als deze stappen goed op elkaar aansluiten kan Nederland als waterstoftoegangspoort van Noordwest Europa een sleutelrol spelen in de verduurzaming van ons continent.

“Dan kun je zien waar een klein land groot in kan zijn. Waren het vroeger de dijken, nu zou onze waterstofinfrastructuur wel eens de nieuwe Deltawerken kunnen worden,” besluit hij.